NRC Handelsblad

Biodiversiteit is ook een morele toetssteen

Column
Louise O. Fresco

Wie The Origin of Species van Charles Darwin nooit in handen heeft gehad, kan zich niet voorstellen dat er geen enkel plaatje in staat. Zo levendig is de beschrijving van de vinken, schildpadden en al die andere soorten die hij op zijn wereldreis ontdekte. Hoewel hij het woord nooit zelf gebruikte kun je Darwin de aartsvader van de biodiversiteit noemen. Want er mag dan geen plaatje in zijn boek voorkomen, er staat wel een schets in. En die schets betreft de kern van de evolutie, het proces waardoor alle soorten, dus alle diversiteit van leven op aarde is ontstaan. Die schets illustreert niet een serie vinkenbekjes (lees: aanpassingen aan leefomstandigheden), maar ‘The Tree of Life’, de boom des levens. Het is de eerste mentale kaart van de gemeenschappelijke afstamming van alle soorten, levend en uitgestorven.

Hoewel de VN-conventie over biodiversiteit net zo oud is als die over klimaat, heeft het veel langer geduurd voordat het een begrip werd in bijna iedere huiskamer. Dat ging ook in stappen. Baanbrekende documentairemakers als Attenborough en Cousteau toonden voor het eerst De Natuur in alle verborgen verscheidenheid aan het grote publiek. Er kwamen vele navolgers, mede gestimuleerd door publieke omroepen, die voortbouwden op steeds meer onderzoek. In Nederland zijn we gezegend met prachtige natuurprogramma’s op radio en tv zoals Vroege Vogels . Bovendien hebben we botanische tuinen en bijvoorbeeld museum Naturalis , dat afgelopen week zijn 200-jarig bestaan vierde – een schatkamer van 42 miljoen objecten, waaronder een aantal Darwin-vinken. Langzamerhand is natuur zo min of meer gelijk geworden aan biodiversiteit en daarmee aan schoonheid, van kleurrijke vissen tot schuwe salamanders. En aan verlies.

Na schoonheid en schade volgt de volgende stap: economische waarde. Op tal van plaatsen wordt gewerkt aan schattingen van de economische bijdrage van biologische soort. Zo berekenen DNB en het CPB een exposure van 28 miljard die ontstaat als bestuivers uitsterven. Een conglomeraat van financiële instellingen heeft onlangs de Biodiversity Pledge getekend om het verlies aan biodiversiteit te keren. De combinatie van waarde en verlies maakt van biodiversiteit ook een morele toetssteen. Dingen, mensen en handelingen zijn zelden goed voor de biodiversiteit. Dit alles leidt tot een interventionistische opstelling: er moet ingegrepen worden om de biodiversiteit te redden. Zo zijn talloze nationale en internationale richtlijnen ontstaan, zoals de Europese vogelrichtlijn. Wie biodiversiteit als absoluut ziet, wenst absolute maatregelen. In extreme vorm leidt dit tot gedachtegoed waarin de aarde beter af is zonder mensen.

In het gelijkstellen van biodiversiteit met soortenrijkdom schuilen vele misverstanden. Diversiteit speelt op zijn minst op het niveau van genetische eigenschappen, aantallen, soorten, ecosystemen en landschappen. Het is ook niet eenvoudig een kwestie van hoe meer, hoe beter. Zelfs een optimum valt niet te bepalen, wat het inschatten van risico’s bemoeilijkt. Biodiversiteit kent geen eindpunt, is nooit statisch maar een voortdurend proces van verandering. De evolutie gaat door, lang voor en na de menselijke soort. Wel weten we dat Darwins Tree of Life niet klopt, omdat er geen sprake is van vertakkingen, maar eerder van een rommelig netwerk, waarin uiteenlopende soorten genetisch materiaal uitwisselen. Darwin zelf wist ook dat zijn beeld niet af was. Daarom zijn de twee woorden die hij naast zijn schets schreef de meest bijzondere van zijn hele boek: I think . Ik denk, ik zoek, dus ik ben: een mens, onderdeel van die onnoemelijk gevarieerde evolutie. De waarde van biodiversiteit moeten we niet vereenvoudigen tot economie, maar verheffen tot het besef van wie wij zijn.

Deze column verscheen op 5 oktober 2020 in NRC Handelsblad