NRC Handelsblad

Professoren en politici

Column
Louise O. Fresco

Het is rare paradox: dankzij de wetenschap leven we comfortabele, gezonde levens en werken we minder hard dan vroeger. Maar ondertussen kalft het maatschappelijke gezag van de wetenschap en de onderzoeker af. Steeds vaker lijkt de wetenschap maar ‘een mening’, die even in de krant komt, en razendsnel achterhaald wordt. Het internet staat vol van insinuaties dat de wetenschap alleen dingen verzint waar de samenleving niets aan heeft of die ronduit griezelig zijn.

Deze paradox vindt zijn weerslag in de politiek. Politici beweren gretig dat wetenschap belangrijk is, maar verbinden daar ogenblikkelijk de restrictie aan dat wetenschap moet dienen ter ondersteuning van economische groei. Zomaar een beetje turen op Homeros kan niet meer, behalve als we van Homeros iets leren voor de eurocrisis. Wat niet snel iets oplevert, of waar geen vraag naar is, kan niet rekenen op financiering. Daar komt nog bij dat wetenschappers niets menselijks vreemd is. Het cliché van arrogante, bijklussende en te veel declarerende professoren die ook nog af en toe frauderen, valt op een vruchtbare voedingsbodem. Zie je wel, waarom zouden we die jongens en meisjes op hun beschermde universitaire speelplaatsen de hand boven het hoofd moeten houden?

De vertrouwenscrisis tussen wetenschap en samenleving groeit. Zij die aan universiteiten werken, voelen zich miskend, terwijl de samenleving vindt dat er meer waar voor het publieke geld moet komen. Onderzoekers gaan de barricades niet op vanwege het chronische gebrek aan erkenning, de clichés en de bezuinigingsdrift, een eenmalige optocht in toga daargelaten. Gebrek aan een collectieve reactie is echter geen bewijs van gelatenheid. Veel leden van de universitaire staf zijn beschaamd, omdat zij behoren tot instellingen waar steeds meer geld naar de bestuurlijke top lijkt te gaan ten koste van jongeren, waar bijklussende collega’s hun parttimehoogleraarsbaantje als een aardige verrijking van hun cv zien maar geen enkele solidariteit tonen met de faculteit, waar de toenemende regelzucht en verbureaucratisering hun werk verzuurt.

Een samenleving krijgt de wetenschap die zij verdient. De roep om maatschappelijke relevantie en economisch gewin is gerechtvaardigd, maar het is een denkfout dat die wordt bereikt door intensieve regelgeving, outputmodellen en bestuurlijke zwaargewichten van buiten.

Het wezenlijke punt is dit. De overheid ziet de wetenschap nu als een wingewest, als een fabriek die aan de lopende band hapklare brokjes innovatie uitspuwt die alleen nog even een kleine finetuning behoeven door het bedrijfsleven – vandaar de druk op meetbare criteria zoals aantallen publicaties en spin-offbedrijfjes. Al het andere is hiervan een uitvloeisel: de beloningen, de topbestuurders, de bureaucratische controle van een vooraf vastgelegde output, de moeizame aanvraagprocedures voor onderzoeksgeld.

Binnenkort komt het Centraal Planbureau weer met cijfers voor Nederland en opnieuw zal de conclusie zijn: bezuinigen en ombuigen. Dat geldt ook voor de wetenschap. Vorig jaar besloot minister Verhagen 350 miljoen euro weg te halen bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, financiers van fundamenteel onderzoek, ten gunste van het toegepaste werk met het bedrijfsleven. Ook nu zullen er ‘potjes’ gevonden worden om te bezuinigen. Maar minstens zo dringend is de vraag hoe we de organisatie van de wetenschap hervormen en het vertrouwen herstellen.

Hervorming vereist een gemeenschappelijk doel. Daarover kunnen we het snel eens worden: een florerende kenniseconomie. Een kenniseconomie is echter niet eenvoudig een optelsom van feiten en artikelen, nuttige apparaten en brevetten. Een kenniseconomie bestaat alleen dankzij een kennissamenleving. Pas waar kennis wordt gewaardeerd als essentieel onderdeel van ons bestaan, kan de wetenschap bloeien en worden jonge mensen gepassioneerde onderzoekers. Onderzoekers die als slaven in de innovatiefabriek werken, hebben geen tijd voor reflectie en, erger, zullen noodgedwongen hun prestaties opkloppen om meer geld te krijgen, met de voorspelbare maatschappelijke desillusie als gevolg.

Rigoureuze stappen zijn nodig om te bureaucratie te verminderen. Innovatie, dames en heren politici, komt van mensen, niet dankzij controles. Ik geloof er niets van dat vrijheid bij excellente groepen minder maatschappelijke relevantie produceert. Geef excellente onderzoeksgroepen een ruimhartige ex ante financiering en beoordeel achteraf wat ze ervan gemaakt hebben. Creëer een fonds voor jonge onderzoekers die zich nog niet hebben bewezen, maar met een in twee pagina’s samen te vatten idee komen. Zo wordt het hele circus van beoordelingen die zijn gericht op het objectiveren van prestaties vereenvoudigd. Wie vernieuwing en economische groei in het vaandel draagt, hervormt onderzoek en universiteiten door juist niet in dure bestuurders te investeren en in moeizame verdeel- en heersprocedures, maar in jonge onderzoekers en een open cultuur.

Ook de wetenschap moet meer doen om de burgers en politici te betrekken. Niet door achteraf leuke weetjes te presenteren in de media, maar door vooraf een maatschappelijke discussie aan te gaan over waar de maatschappij zelf de prioriteiten legt in het onderzoek. De onafhankelijkheid van onderzoek komt echt niet in gevaar door samen te praten over welke terreinen van belang zijn en door uit te leggen hoezeer wetenschap onvoorspelbare resultaten oplevert, maar juist daardoor boeit en groeit. Science on Facebook!

Deze column is verschenen in NRC handelsblad op
woensdag 15 februari 2012


Download pdf: Professoren en politici