NRC Handelsblad

Continuïteit in leiderschap

Louise O. Fresco

Ik had voor deze week een verstandige, doorwrochte column in gedachten over een internationaal onderwerp met belangrijke gevolgen voor ons land, of eventueel een wat luchthartiger stukje over een Nederlandse onhebbelijkheid die met een internationale vergelijking gerelativeerd kon worden. Een column dus die netjes zou passen in de opdracht die de hoofdredactie mij ooit gaf: om vanuit een breed perspectief, gevoed door lange jaren in verre oorden, naar de wereld en naar Nederland te kijken. Maar in het licht van de gebeurtenissen van de afgelopen week vind ik voor één keer een dergelijke afstandelijke blik niet op zijn plaats.

Want ik zal niet de enige zijn die deze dagen met een verwarrende mengeling van droefheid en optimisme rondloopt. Droefheid over de dood van Hans van Mierlo, en optimisme over het aantreden van Job Cohen als toekomstig lijsttrekker van de PvdA. Door een speling van het lot zullen deze twee op zich onafhankelijke gebeurtenissen voor altijd aan elkaar verbonden zijn.

De sfeer is er bijna een van: de koning is dood, leve de koning!

Het overlijden van Hans van Mierlo vervult ons allen, vriend en vijand, met een oprechte treurnis, zoals dat zo vaak gaat bij het wegvallen van bijzondere mensen. Het is alsof pas de onherroepelijkheid van de dood iedereen doet beseffen hoe uitzonderlijk en onmisbaar de overledene was. Nu al lijkt hij boven de partijen te hebben gestaan en een staatsman te zijn geweest die zijn weerga niet kent. Nederland houdt pas van zijn helden als ze geen held meer kunnen zijn. Wie de historische beelden bekijkt van de lange carrière van Van Mierlo, ziet een helder formulerende, bedachtzame man die humor noch pathos schuwde en die door de jaren heen consistent achter zijn ideeën bleef staan, die wars was van populisme en zijn tegenstanders respecteerde. Een leider zoals we er maar heel weinig hebben gekend.

Toen kwam, niet helemaal als deus ex machina, maar wel bijna, Job Cohen. Het is alsof er boven het beschaduwde Nederlandse landschap ineens een gordijn is opgetrokken, alsof de zon doorbreekt na dagenlange druilerige regen. De man die staat voor het samenbinden, voor het nu onophoudelijk geroemde verbindend leiderschap, voor de rust en de redelijkheid. Een man die getypeerd wordt door een mildheid waar je in deze tijd vaak naar moet zoeken, en met, net als Hans van Mierlo, een bijna ouderwets maar o zo welkom gevoel voor zorgvuldig taalgebruik. Het verscheiden van Hans en de komst van Job bevestigen die oude maar vaak vergeten wijsheid dat, ook in de politiek, uiteindelijk personen en persoonlijkheden de doorslag geven. En, binnen een ruime bandbreedte, veel minder de partijprogramma’s en de slogans. Illustratief daarvoor is dat er vandaag grote verschillen in stemgedrag kunnen bestaan tussen mensen die nauwelijks of niet veel verschillen in algemene attitude ten aanzien van wat belangrijk is in het land.

In politiek opzicht is het verschil tussen Job Cohen en Hans van Mierlo, door de oogharen bezien, niet zo vreselijk groot, met uitzondering van de veel sterkere nadruk die Cohen legt op maatregelen voor de laagste inkomensgroepen en op sociale cohesie. In veel opzichten, en zeker in persoonlijke verhoudingen, stond Hans van Mierlo niet ver af van de PvdA. Wel heeft Van Mierlo van het begin af aan gepleit, zij het soms zijdelings, voor twee dimensies waarop Cohen zich niet of veel minder geprofileerd heeft: Europa en het milieu. Wat dat laatste betreft was hij zijn tijd ver vooruit. En juist die zijn nu essentieel. Als het ergens om moet gaan in de komende verkiezingen, dan is het hoe, tegen de achtergrond van de economische crisis en de Europese en mondiale ontwikkelingen, Nederland de overgang kan maken naar een duurzame economie. Daarvoor zijn ombuigingen nodig die de economische concurrentiekracht en werkgelegenheid versterken en tegelijkertijd een sociaal en ecologisch sterkere samenleving garanderen. Dat vereist niet alleen een langetermijnvisie, maar ook een besef dat Nederland onlosmakelijk is verbonden met de rest van de wereld en zich niet kan distantiëren van Europa.

Bij Job Cohen denk je niet in eerste instantie aan een man met grote idealen en de boeiende vergezichten zoals Hans van Mierlo dat af en toe kon zijn. Hij is pragmatischer, meer gericht op de basis en op de reële problemen van elke dag. Maar het allerbelangrijkste dat zij delen en dat hun leiderschap bepaalt, is dat iedereen aanvoelt dat zij tot op het bot integer zijn. Integriteit is niet alleen maar een kwestie van fatsoen, maar ook van idealen die door de jaren heen consistent worden beleden, laten we maar zeggen het omgekeerde van draaikonterij. Ik zou het een mooie gedachte vinden als Job Cohen zich mede door Van Mierlo zou kunnen laten inspireren.

Daarom tot slot een persoonlijke anekdote. Toen Hans van Mierlo, samen met Femke Halsema, en ingeleid door Michaël Zeeman, een paar jaar geleden mijn mede door Den Haag geïnspireerde roman, De Utopisten, presenteerde, zei hij onder meer dat het voor hem in de politiek altijd was gegaan om trouw – aan zijn denkbeelden en aan zijn vrienden. Er zijn weinig politici voor wie dat zo expliciet geldt. Hans, Michaël – zo is een tijdperk vervlogen. En zo begint met Job Cohen wellicht een nieuwe tijd, een nieuw geluid, maar gebaseerd op vergelijkbare idealen en vergelijkbaar leiderschap. Of, om het als variatie op de Prins van Salina uit de roman De Tijgerkatte zeggen (‘alles moet veranderen, opdat alles hetzelfde blijft’): soms moeten leiders veranderen, opdat het type leiderschap hetzelfde blijft.

Deze column is verschenen in NRC handelsblad op 16 maart 2010

Download pdf: Continuïteit in leiderschap