NRC Handelsblad

Wie zou Rembrandt vandaag schilderen

Column
Louise O. Fresco

Met een aantal prachtige tentoonstellingen vierden we in 2019 het Rembrandtjaar. Die weelde aan werk van Rembrandt en andere schilders lijkt bijna vanzelfsprekend, maar blijft een ongekende rijkdom die veel zegt over het hedendaagse Nederland. Parallel aan de viering brak een hevig debat los over de term ‘Gouden Eeuw’, nadat het Amsterdam Museum dat begrip per direct afschafte. ‘Gouden Eeuw’ zou de exclusiviteit van de elite in handel, kunst en wetenschap weerspiegelen en velen buitensluiten, met name slaven, zwarte tijdgenoten en vrouwen die soms wel afgebeeld werden, maar zelden of nooit deelden in de voorspoed.

De term Gouden Eeuw is te veel gekoppeld aan ‘nationale trots’, zegt het museum. Ik wacht graag de herziening af, maar teken toch aan dat de zeventiende eeuw uniek was vanwege de bloei van kunst en wetenschap, en door de relatief goede positie van boeren en arbeiders. In de Nederlanden bestonden minder extreme contrasten dan elders. Er was al een brede, redelijk betaalde lagere klasse, die luxegoederen zoals tabak en koffie consumeerde. Die kon zich voor de prijs van een pul bier een boek aanschaffen, en deed dat ook, aangezien de geletterdheid relatief hoog was. De positie van vrouwen was relatief gunstig, mede door de sterke vraag naar arbeid. Dat neemt niet weg dat een terugval in inkomen zich vaak voordeed, als gevolg van de Nederlandse afhankelijkheid van de fluctuerende wereldmarkt.

In de Gouden Eeuw waren incidentele en structurele armen daarom dichtbij: de hongerigen, de bedelaars, de ontheemden, die van deur tot deur trokken. Hoewel een beperkte mate van armenzorg vanuit kerk of gemeente al gebruikelijk was, werden de armen niet zelden geminacht om hun lot. Kunsthistorisch is het daarom zo interessant dat Rembrandt, in zijn etsen, relatief vaak oude en zwakke mensen in lompen afbeeldt. Zoals Gary Schwartz in zijn The Complete Etchings of Rembrandt aangaf: er is bij Rembrandt een cross-over tussen weergaven van het straatleven en bijbelse verhalen. De etsen van de zwakken in de samenleving raken aan Rembrandts humaniteit, maar, denk ik, ook aan een morele verschuiving van het mensbeeld in de zeventiende eeuw: van de armen als verwerpelijke plaag, naar de arme als medemens.

Een van mijn favoriete etsen stamt uit 1646. We zien een vrouw die voorover gebogen op een stok leunt. Haar hebben en houden hangt in buidels aan haar ceintuur, half verscholen onder haar ruime kleding. In het duidelijk vermagerde gezicht is haar blik intelligent, niet zielig of afstotelijk. Ondanks haar lot staat ze daar met een zekere trots, en heeft Rembrandt haar als een individu gezien.

Je kunt je afvragen wie Rembrandt vandaag de dag geschilderd zou hebben. De leiders van grote bedrijven, ministers, de top-200 van de Volkskrant , ongetwijfeld. Maar wie weet ook asielzoekers wachtend op de bus, daklozen bij de ingang van de supermarkt, sekswerkers achter de ramen. Misschien zou een tentoonstelling over armoede in de Gouden Eeuw onze herziening van dat tijdperkhelpen. Zeker als die net als tijdens het Rembrandtjaar gespiegeld wordt aan werk van hedendaagse kunstenaars. Want afgezien van fotografen zoals Henk Wildschut die in Shelter de hutten van illegalen rondom Calais vastlegde, lijkt armoede vandaag de dag voor weinigen een thema.

Laten we de Nederlandse zeventiende eeuw vieren in zijn veelzijdigheid, als inspiratie voor de Golden Twenties van de 21ste eeuw, een decennium van mededogen, kunst, wetenschap en gelijkheid.

Deze column is verschenen in NRC handelsblad op 13 januari 2020