NRC Handelsblad

Engels: een lesje in rang en stand

 

Wij kunnen nog wat leren van de Engelse taal

Column
Louise O. Fresco

Het debat over het stimuleren of het weren van het Engels op Nederlandse universiteiten is nog lang niet uitgewoed. Naast positieve argumenten (taal van de wetenschap, wereldwijde arbeidsmarkt, aantrekken van internationale staf en studenten) en alle bezwaren (teloorgang moedertaal, onderwijskwaliteit), zijn er onverwacht linguïstische voordelen.

De taal van Downton Abbey en Yes, Minister leert degene wiens moedertaal Nederlands is de subtiliteiten van een maatschappij die berust op expliciete en impliciete ongelijkheid. Waar de Nederlander vanaf het eerste moment zijn best doet – „Zeg maar je, hoor!” – om eventuele verschillen weg te poetsen, cultiveert het Engels de gradaties van het verschil. Juist omdat het Engels geen onderscheid maakt in de persoonlijke aanspreekvormen – iedereen is immers you – moeten de verhoudingen taalkundig aangescherpt worden, bijvoorbeeld door het werkwoord. You may want to look at the attached. Of: you may wish, of zelfs: you might wish, want wie ben ik om mij uit te spreken over wat u wenst. Door die formule toont de ik bescheidenheid, die tegelijk mijn status markeert. In het verlengde hiervan ligt de manier waarop kritiek wordt gegeven. Zelden direct negatief, veelal verpakt in interesting, to be considered, of desnoods rather useless tegenover het Nederlandse 'dat lijkt me niets'. Heerlijk woord dat rather, echt niet equivalent aan 'nogal'.

Fraai is het Engelse gebruik van one waar het Nederlands vervalt in 'je' zodat het nooit duidelijk is of de aangesprokene wordt bedoeld of een algemeen 'men'. One biedt de aangesprokene en de spreker een gemeenschappelijk perspectief. One could do this, tegenover 'dat kun je doen'. Het gebruik van de voorwaardelijke wijs is een volledig normale beleefdheidsvorm. Daarnaast beschikt het Engels over een ongeëvenaard aantal niet-samengestelde woorden, een woordenschat die veel groter wordt geschat dan in alle andere talen, waardoor er veel ruimte is voor kleuring. Het vermijden van clichés, c.q. het zoeken van de juiste, is een genoegen, ook voor wie Engels niet als moedertaal heeft.

Iedere taal is een venster op een samenleving, en speciaal het Engels voor Nederlanders. Inherent aan de Engelse taal is de gevoeligheid voor sociale status die zich uit in grammatica en beleefdheidsvormen. Deels zou je die ook kunnen leren van het Duits of het Frans, en zeker het Japans of het Arabisch. Als de geschiedenis anders was gelopen, was de taal van handel en wetenschap een andere geweest, maar wij zijn nu beland in een Engelstalige wereld die ons taalkundig en sociaal zal verrijken.

In het Engels bestaat er nooit twijfel over wat een vraag is. You know this, don’t you? Of: Do you know this? Hoe vaak heb ik niet spraakverwarring en erger zien ontstaan omdat Engels sprekende Nederlanders een affirmatieve zin van een kleine toonsverhoging aan het eind voorzien, die immers in hun moedertaal voldoende is om een vraag te markeren maar nergens wordt begrepen. You know this?

Met de opkomst van het Amerikaans- en het Indiaas-Engels zijn vele varianten ontstaan, maar de grammaticale kern blijft. Zonder afbreuk te doen aan de literaire kwaliteiten, of het huidige en historische belang, van het Nederlands, is het leren van de Engelse taal een unieke kans om bewustzijn voor nuance en sociale verhoudingen te ontwikkelen. Dat is dus volledig anders dan het lukrake gebruik van losse Engelse woorden of van steenkolen-Engels.

Laten we het Engels in onze onderwijsinstellingen taalkundig vieren, het is ook goed voor het Nederlands. In combinatie met de Nederlandse pragmatische directheid moet het Engels een 'eyeopener' worden!

 

Deze column is verschenen in
NRC handelsblad op 7 september 2016