NRC Handelsblad

De paradox van president Obama

Column
Louise O. Fresco

Eén passage uit de gedenkwaardige speech die president Obama vorige week hield in Hiroshima is in mijn hoofd blijven spoken. Het is misschien niet veel mensen opgevallen, maar die speech ging minstens zoveel over wetenschap als over vrede. „De paddestoelvormige wolk van de explosie herinnert ons aan de fundamentele menselijke tegenstelling. Juist die creativiteit die ons als soort definieert, onze gedachten, onze verbeelding, onze taal, onze vaardigheid om gereedschap te maken, onze mogelijkheid om ons te onderscheiden van de natuur en die onze wil op te leggen – juist die dingen geven ons de capaciteit voor ongeëvenaarde vernietiging. Wetenschap laat ons over de zeeën heen communiceren, laat ons boven de wolken vliegen, ziekten genezen en het heelal begrijpen, maar dezelfde ontdekkingen kunnen omgezet worden in steeds efficiëntere moordmachines.” En dan komt zijn conclusie: „Technologische vooruitgang zonder gelijkwaardige vooruitgang in menselijke instituties kan onze ondergang zijn. De wetenschappelijke revolutie die leidde tot het splijten van het atoom vraagt ook om een morele revolutie.”

Een morele revolutie? Die is er al heel lang, Mr. President. De afschuw na de atoombommen op Japan heeft na 1945 tot protesten en vredesbewegingen geleid. Fysici die bij de ontwikkeling van de bom betrokken waren, spraken hun bezorgdheid uit voordat die werd afgeworpen en werden pleitbezorgers van vrede. Ook hanteert de militaire top in westerse landen het principe van No first use . Toch is de slogan ‘alle atoomwapens de wereld uit’ actueel, gegeven de nietsontziendheid van sommige regimes en opstandelingen, van Noord-Korea tot het Midden-Oosten. Maar met gebrek aan morele kaders heeft dit niets te maken.

De kernbommen op Hiroshima en Nagasaki hebben een andere morele revolutie in gang gezet. Voor het eerst had een beslissing aan de ene kant van de wereld niet meer geografisch beperkte gevolgen; het trof de hele planeet. Oorlog met kernwapens kon nooit lokaal zijn, want de effecten zouden iedereen treffen en escalatie zou tot totale vernietiging leiden. Voor het eerst bleek dat op aarde alles en iedereen met elkaar verbonden is. Dat initiële planetaire besef is toegenomen, mede dankzij de satellietbeelden uit de ruimte van een kwetsbare planeet. Ecologie en klimaatwetenschap hebben veel gedaan om onze tijd- en ruimteschalen op te rekken. Chemicaliën die wij in het milieu brengen, blijken tot op afgelegen plekken te traceren, beslissingen over fossiele energie zullen nog duizenden jaren meetbaar zijn. Landbouw, fossiele brandstoffen, mijnbouw, medische zorg en verstedelijking vormen echte vooruitgang, maar leiden niettemin tot onvoorziene wereldwijde gevolgen op de lange termijn. Die gevolgen waren aanvankelijk niet te overzien, maar zelfs nu ze bekend zijn, zijn we niet in staat ons aan te passen. Dat is, denk ik, waar Obama op doelt.

Ondertussen stapelen nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen zich op, denk aan toepassingen van robotica, chemie en genetica. De slakkengang van moraal en wetgeving kan hier niet tegen op, want ze komen uit het pre-mondialiseringstijdperk, toen de geboortestreek voor de meeste mensen hun horizon vormde. Het is niet automatisch zo dat wat je kunt, ook leidt tot inzicht in je grenzen. Net als een kind zijn fysieke en verbale kracht moet leren doseren, moet de mensheid nieuwe gedragscodes en vormen van besluitvorming leren. Obama’s paradox oplossen betekent onze intelligentie en verbeelding gebruiken voor een morele revolutie en voor een vorm van bestuur die past bij de planetaire schaal van onze onstuimige vooruitgang.

 

Deze column is verschenen in
NRC handelsblad op 1 juni 2016