NRC Handelsblad

De roze lepelaar en de boze wereld

Louise O. Fresco

Als een volleerde filmster poseert ze voor haar portret op internet, de lepelaar: haar onwaarschijnlijk dieproze veren vormen een subtiel contrast met de lichtgroene blaadjes van de takken van haar nest. De roze lepelaar, filmster tegen wil en dank, figureert als illustratie van de rijkdom van de broedgebieden van de Mississippidelta, en als symbool voor de veel minder fotogenieke oesters en het fytoplankton. De lepelaar is een dankbaar object om pure natuur tegenover de boze buitenwereld te stellen.

Niet alleen zij, maar wij allen zijn besmeurd door de olieramp in de Golf van Mexico. Een ramp die niet op een slechter moment had kunnen komen, uiteraard vanwege het broedseizoen, maar vooral omdat juist nu het leiderschap van grote bedrijven en overheden, in de boeggolf van de bankencrisis, met steeds meer kritiek wordt bejegend. Het klungelige behandelen van de gebeurtenissen rondom het olieplatform Deep Sea Horizon lijkt het zoveelste bewijs dat de wereld steeds meer wordt geregeerd door onverantwoordelijkheid en opportunisme.

Oliemaatschappij BP heeft inderdaad van alles fout gedaan na de ramp: men bagatelliseerde de hoeveelheid gelekte olie voordat de situatie duidelijk was, wimpelde de ernst weg van de milieuschade, probeerde de bevolking af te kopen, en overschatte de eigen capaciteit om het lek af te dichten. BP is echter niet de enige. Een milieugroep heeft net onthuld dat de Amerikaanse overheid bij monde van de Minerals Management Service (MMS) zelfs nog dagen ná de explosie ontheffingen heeft verleend aan BP en andere bedrijven voor verdere exploratie in de Golf van Mexico, en dat de eerdere boringen gedaan zijn met een ongerechtvaardigd beroep op ontheffing van een milieueffectrapportage. Zelfs president Obama, in milieuzaken weliswaar niet ervaren maar zeker niet naïef, heeft onnodig traag gereageerd. Hij heeft weinig blijk gegeven van betrokkenheid bij de bevolking die de gevolgen van de orkaan Katrina (waarbij ook onvergeeflijk geklungeld werd) nog lang niet te boven is. Het feit dat Obama slechts een paar weken geleden een voorstel heeft gedaan tot verruiming van de olie- en gasexploitatie in de Amerikaanse kustwateren, is minstens zo ongelukkig. Het koor van degenen die oproepen tot een algeheel verbod op oliewinning in zee zwelt aan.

Is zo een drastisch besluit gerechtvaardigd? Ik ben geen voorstander van radicale beleidswijzigingen als het kalf verdronken is. De emoties zijn reëel, niemand wil de roze lepelaar ten onder zien gaan. Maar, net als in het huiselijke leven, emoties zijn niet de beste raadgever. Beleid vraagt bezinning op doelen en overzicht van wetenschappelijk gedocumenteerde risico’s, want alleen die scheppen helderheid. Niettemin mag deze ramp niet verdwijnen in een langzaam wegebbende vloed van geruzie over aansprakelijkheden. Dat is gebeurd bij het tankschip Exxon Valdez, waarvan het juridische getouwtrek na 21 jaar nog steeds niet afgerond is.

Het is me ook te makkelijk om te verlangen naar een zero risk society en automatisch de schuld aan bedrijfsleven en overheid te geven. Ook wij, ver weg van de Golf van Mexico, zijn betrokken bij een ramp die, voor zover we nu kunnen overzien, een combinatie is van overmoed, slordigheid, falend toezicht en burgers die zich zonder al te veel vragen de overvloed aan brandstof hebben laten welgevallen. Het is een combinatie die verdacht veel lijkt op die andere die we uit den treure hebben leren kennen, die van de financiële crisis. Veel meer dan de ramp met het tankschip Exxon Valdez lijkt die in de Golf van Mexico op een voorbode van een systeemcrisis, compleet met symptomen van ontkenning en incompetentie. Als dat zo is, zouden de repercussies voor de energiesector wel eens even ingrijpend kunnen zijn als wat zich in de financiële sector voltrekt.

Om geopolitieke redenen zijn olie- en gaswinning uit de rijke reservoirs op het continentale plat niet weg te denken (al moeten we uiteraard serieus investeren in schone alternatieven). Het is duidelijk dat olie een risico vertegenwoordigt, ook al is het een biologisch product, en op lange termijn afbreekbaar. Daarin verschilt het trouwens wezenlijk van aardgas. Echter, een moratorium op het winnen van fossiele brandstoffen in kustgebieden lijkt mij niet het juiste antwoord. Er zijn te veel landen met grote voorraden die niet van plan zullen zijn om de exploitatie ervan op te geven. Brazilië is daarvan een goed voorbeeld: een land dat een speler op het wereldtoneel wil worden, al leiderschap heeft getoond op het gebied van biobrandstoffen en nu dankzij grote olievondsten voor de kust, zijn aspiraties ziet bevestigd.

Dus zijn we toe aan internationale afspraken, nodig over normen voor de vergroening van de olie- en gassector, ook voor gebieden die tot de nationale 200 mijl exclusieve zone behoren en dus niet onder het Verdrag voor de Zee vallen (UNCLOS). We moeten een systeem van onafhankelijk toezicht ontwerpen, een noodfonds vormen, betere rampenscenario’s ontwikkelen met name voor vogelbroedgebieden en visserij. Dat zal niet eenvoudig zijn, maar er is geen reden om te denken dat de oliesector niet een voorbeeld kan nemen aan andere, eveneens gevoelige, sectoren zoals het tropisch hardhout.

Het belangrijkste is dat er nu niet over en weer beschuldigend de vinger uitgestoken wordt, maar gekeken wordt naar de lessen de we vorige keren niet hebben willen leren. De roze lepelaar, kwetsbaar maar zelfbewust, kan dan dienen als mascotte voor nieuwe ethische leiders die hun verantwoordelijkheid nemen en risico’s niet bagatelliseren.

Deze column is verschenen in NRC handelsblad op 11 mei 2010

Download pdf: De roze lepelaar en de boze wereld