NRC Handelsblad

Europa, van veraf gezien

Louise O. Fresco

Soms moet je verder weg gaan staan om te zien wat dichterbij onzichtbaar blijft. Soms moet je je spiegelen aan de blik van de buitenstaander om te beseffen wie je bent. Zo ziet Europa er vanuit Beiroet of Peking anders uit dan vanuit Brussel of Boedapest.

Hoe je als burger van een Europees land ook denkt over de bureaucratie en uitwassen van Brusselse bemoeizucht, niemand kan ontkennen dat het Europese samengaan tot een lange periode van ongeëvenaarde vrede en economische groei heeft geleid. Maar voor niet-westerse niet-Europeanen is het huidige Europa vooral een bron van verwarring en tegenstrijdigheid. Dat laat trouwens onverlet dat bijna iedereen Europa graag bezoekt, om zijn oude steden die zo goed gerestaureerd worden dat ze niet van een pretpark te onderscheiden zijn.

Maar dan. Het begint er al mee wie of wat Europa eigenlijk is. Is het een groep landen, ieder met een eigen buitenlandse politiek, of een machtsblok dat met één stem spreekt, of allebei tegelijk? Het wezenlijke verschil tussen de raad van regeringsleiders en de Europese Commissie is van veraf minder waarneembaar dan voor de Brusselofielen. Daarbij komt het merkwaardige dubbele democratische stelsel.

In landen buiten de OECD vraagt zich men af hoe sterk een institutie kan zijn die burgers van nationale lidstaten kunnen afwijzen, of waar Europarlementariërs tegen de belangen van hun eigen land kunnen stemmen. Het is vaak moeilijk uit te leggen dat tegenstemmen niet een verzwakking, maar juist een triomf van het systeem kan zijn.

Waar wij kracht en openheid zien, bespeuren anderen een bedenkelijke ondermijning van de nationale loyaliteit.

Europa, dat is voor velen het machtsblok dat telkens weer dwarsligt bij de onderhandelingen over de wereldhandel en dat zijn landbouw en dienstensector maar mondjesmaat wil liberaliseren. Maar datzelfde Europa is verreweg de meest genereuze gever van ontwikkelingshulp ter wereld, en probeert met zijn hulp datgene goed te maken, wat het met zijn subsidiebeleid vernietigt of geen kans geeft. Wel is het een bemoeizuchtig Europa, vinden velen, dat zijn normen en waarden oplegt voor goed bestuur, milieu, vrouwenemancipatie enzovoorts. Toch is het ook weer Europa dat, soms althans, op durft te komen voor de armen en verdrevenen. Minder dan in het geval van de VS, en sinds kort China, wordt de Europese hulp beschouwd als een product van nationaal belang.

Die perceptie van altruïsme moeten we overigens niet overschatten. Europa zal in zijn eentje geen Golfoorlogen beginnen, maar iedereen heeft gezien dat Europeanen selectief maar al te graag mee doen. En als we het toch over energie hebben, weten de meeste olie- en gasproducerende landen wel dat het Europese energiebeleid bilaterale contracten niet in de weg staat.

Het grootste verwijt aan Europa blijft dat het in de ogen van de islamitische wereld met twee maten meet: toegeeflijkheid tegenover de atoomwapens van Israël en een hard beleid tegenover de Iraanse ambities op dat gebied. Tegelijkertijd is het ook Europa dat een steeds strengere immigratiepolitiek voert en veel meer dan de VS worstelt met illegaliteit. Dat er daarbij meer dan subtiele verschillen bestaan tussen bijvoorbeeld Duitsland en Italië, valt vanaf een afstand niet op. Het Europese immigratiebeleid, zo is de visie van veraf, geeft voeding aan xenofobie en kortzichtig egoïsme, wat de restricties en uitzettingen weer verergert.

Europa vormt het symbool van vrijheid en welvaart, maar een welvaart die jaloers wordt gekoesterd voor de eigen onderdanen. En het betreft een vrijheid die volgens velen gevaarlijke precedenten schept: een vrijheid van meningsuiting die kan leiden tot belediging van godsdiensten en staatshoofden, een seksuele vrijheid die zelfs perversiteiten uit zou lokken, en vooral een vrijheid die het individu boven het collectief en het goddelijke lijkt te stellen. Daar schuilt de wezenlijke zwakte van Europa: Europeanen hebben het geloof in het goddelijke verloren, een geloof waarbij het individu met alles om hem heen verbonden en het verbreken van die banden onherroepelijk leidt tot chaos. Zij die zo denken, zien Europeanen als mensen die te veel bezitten en te weinig begrijpen. Mensen die te snel en vooral te expliciet spreken, over euthanasie, corruptie en homoseksualiteit en zich op hetzelfde moment ook weer onbegrijpelijk kwetsbaar opstellen tegenover hun eigen falen.

Het is geen toeval dat al die opvattingen en oordelen op afstand ambivalenties bevatten, net zo goed als Europa ook bij zijn eigen burgers ambivalentie oproept. Er is immers niet één Europese identiteit of waardenstelsel. Wat wij delen is abstract: vrijheid, gelijkheid, rechtszekerheid – en zelfs daaraan kunnen we twijfelen als je ziet hoe in sommige Europese landen minderheden zoals zigeuners worden behandeld.

In de blik van de buitenstaander op afstand zien wij onszelf weerspiegeld. Dat beeld is niet onverdeeld gunstig. Maar wie vanaf een afstand kijkt, mist de rijkdom van het detail. Die rijkdom, die variëteit van zijn tradities, die bereidheid tot vragen stellen en zichzelf te corrigeren, hoort ook bij Europa. Toch kunnen wij uit het beeld van anderen lering trekken. Niet omdat populariteit buiten Europa een doel op zich is, maar omdat we onze critici een antwoord verschuldigd zijn. Ook daarom gaat het straks bij de Europese verkiezingen en bij de aanstelling van een nieuwe Europese Commissie. Om wat we willen behouden in een wereld waarin Europa relatief minder belangrijk wordt.

Tot slot: wie nog veel verder weg gaat staan, ziet hoe als gevolg van de platentektoniek Europa langzamerhand opkrult tot een klein propje groene bergen, doorsneden door enkele rivieren, ergens tussen Afrika en Azië. Maar wees gerust, dat zal nog vele miljoenen jaren duren.

Deze column is verschenen in NRC handelsblad op 26 mei 2009

Download pdf: Europa, van veraf gezien